1.Relaties zijn voor mij belangrijker dan prestaties.
2.Anderen vinden me soms afstandelijk of koeltjes.
3.Ik laat anderen vaak beslissingen voor me nemen.
4.Ik zeg wat ik ergens van vind, ook al is niemand het met me eens.
5.Ik durf bij anderen niet mezelf te zijn.
6.Ik doe meestal wat anderen ook doen.
7.Ik kan goed voor mezelf opkomen.
8.Ik vind het moeilijk om de controle los te laten.
9.In het contact met anderen laat ik mijn gevoelens zien.
10.Ik kijk meer naar de mond van de ander als ik met iemand praat dan dat ik diegene recht (doordringend) in de ogen aankijk?
11.Ik raak afgeleid van de inhoud als ik iemand recht in de ogen aankijk tijdens een gesprek.
12.Ik reageer wel eens voordat ik eerst keek of luisterde wat er gebeurde.
13.Ik let op nonverbale signalen.
14.Een voicemail inspreken vind ik vervelend of moeilijk.
15.Als iemand zijn hart lucht bij mij probeer ik snel met diegene naar een oplossing te zoeken.
16.Als iemand een probleem ervaart en mij daarover vertelt reageer ik meer op de emotie van die persoon dan op de inhoud.
17.Tijdens een telefoongesprek checkt de ander wel eens de telefoonverbinding; “Hallo, ben je er nog?”
18.Als ik merk dat de ander niet luistert, lukt het me niet mijn verhaal af te maken.
19.Ik vraag naar hoe anderen zich voelen.
20.In een situatie die emoties oproept ga ik juist veel praten.
21.In een situatie die emoties oproept val ik helemaal stil.
22.Als iemand op een feestje ineens opstaat en naar de wc gaat zonder dat te benoemen, voel ik mij daar ongemakkelijk bij.
23.Ik begroet wel eens mensen op straat die ik niet ken.
24.Ik praat graag met anderen over hoe ik situaties beleef.
25.Wanneer een collega ’s ochtends het kantoor binnen loopt betrap ik mezelf er wel eens op dat ik hem/haar vergeet te begroeten.
26.Ik ben zakelijk in de communicatie met anderen.
27.Ik ben tegenover anderen open over wat ik voel en denk.
28.Anderen vinden mij een warm en hartelijk persoon.
29.Ik kan mijn gevoelens slecht verbergen.
30.Ik luister liever dan dat ik praat.
31.Als ik iemand uitzwaai en de ander zwaait niet terug, krijg ik een ongemakkelijk gevoel.
32.Ik word onrustig als iemand heel lang aan het woord is.
33.Ik merk dat ik moeilijk het woord neem/aan de beurt kom in een gesprek.
34.Gesprekken voeren met andere mensen vind ik inspannend.
35.In het contact met anderen voel ik mij gespannen.
36.Welke zin van onderstaand gesprekje past het best bij jou?
37.Ik heb het gevoel dat anderen me beoordelen.
38.Ik merk dat mensen mij makkelijk aanspreken.
39.Bij lang niet iedereen voel ik mij op mijn gemak.
40.Ik vind het geen probleem om ‘nee’ te zeggen tegen een verzoek.
41.In het contact met anderen voel ik mij onzeker over mezelf.
42.Ik praat graag mee over belangrijke beslissingen.
43.Ik kan me pas echt ontspannen als ik alleen ben.
44.In een groep neem ik bijna automatisch de leiding op me.
45.Ik pas me liever aan dan dat ik ruzie krijg.
46.Na een gesprek vraag ik me af of de ander het een leuk gesprek vond.
47.Ik houd mijn mening liever voor me als ik weet dat ik een ander daarmee kwets.
48.Ik vind het eng om iets te zeggen voor een groep mensen.
49.Bij het organiseren van een feestje neem ik liever de leiding.